Concreet voorbeeld
Een ondernemer loopt tegen zijn financieringsplafond aan door de combinatie van autonome groei en een overname. Logischerwijs wordt in eerste instantie bij de huisbankier aangeklopt. Deze reageert gelukkig welwillend en is bereid om de financieringsvraag deels met een rekening-courantkrediet in te vullen. Primaire dekking op het vastgoed maakte dit redelijk eenvoudig. Voor het andere gedeelte wordt de ondernemer verzocht een debiteurenfinanciering aan te trekken. Uiteraard wordt de eigen factormaatschappij van de bank bij de ondernemer geïntroduceerd.
Tot dusver niets aan de hand.
Bij zo’n cruciale overstap van financier (van bankkrediet naar factoringarrangement) wil de ondernemer zich eerst goed oriënteren op de factoringmarkt. Het recente verleden heeft hem geleerd dat het leggen van alle ballen in één mandje weliswaar gemak oplevert en tijd bespaart, maar in de praktijk veelal extra geld kost. Om van ongewenste afhankelijkheid nog maar te zwijgen.
Van diverse (bank)onafhankelijke factormaatschappijen worden voorstellen ontvangen, net als van de aan de huisbankier verbonden factormaatschappij. Zowel op voorwaarden als op condities is het voorstel van de laatste niet erg aantrekkelijk. De rentetarieven zijn iets hoger en de factorcommissie ook. Daarnaast worden zekerheden en convenanten met die van de huisbankier aan elkaar geknoopt.
Dan komt de aap uit de mouw…
Voor de ondernemer is dit voorstel bepaald niet het aantrekkelijkste. Niet in de laatste plaats vanwege de verwevenheid met de bancaire kredietfaciliteit. Op het moment dat de ondernemer dreigt te kiezen voor een andere factormaatschappij komt de aap uit de mouw. De huisbankier stelt dat men uitsluitend de voorgestelde kredietfaciliteit wil effectueren, indien de ondernemer ook voor het voorstel van de factormaatschappij van de bank kiest. Ondanks de met primaire zekerheden gedekte positie van de bank. Koppelverkoop dus. Tevens wordt met klem geadviseerd om ook volgende investeringen bij de eigen leasemaatschappij onder te brengen.